maandag 7 maart 2016

Ik reken op Uw kracht!

God, ik reken op Uw kracht,
want U bent voor mij een burcht.
GNB

- mijn sterkte, op U blijf ik wachten,
ja, God is mijn vaste burcht.
NB

Psalm 59:10


Al een tijdje lag dit vers op mijn bureau en in het raamkozijn naast mijn stoel en eindelijk heb ik even de rust en de tijd (het werden nog twee dagen) om mij over dit vers te buigen, want het raakt mij diep in mijn hart.
Ik had dit vers nog niet nagelezen in de andere vertalingen, maar de woorden maakten heel wat in mij los, want je zegt hier nogal niet wat.
‘Ik reken op …’, niet ‘ik hoop dat …’ of misschien dat …’, nee: ‘Ik reken op …!’
Er klinkt zoveel vertrouwen uit, zoveel zekerheid!
Het laat een bijzonder hechte en dichte relatie zien.
Een verbondenheid, een verbinding met.
De persoon die deze woorden schrijft kent duidelijk Degene naar wie hij deze woorden uitspreekt heel goed.
Hij weet wie Hij is, hoe Hij is, wat hij kan en mag verwachten.
‘God, ik reken op Uw kracht, want U bent voor mij een burcht.’
En diep binnen in mij bespeur ik een lichte jaloezie om zoveel vertrouwen, om zoveel zekerheid, om deze relatie, om waar die persoon staat en dit durft te zeggen.
Er gaan heel wat gedachten rond in mijn hoofd als ik nadenk over deze dingen, over deze woorden, en over dit lichte gevoel van jaloezie.
Een gevoel dat eigenlijk helemaal niet op z’n plek is, want ik kan en mag immers dezelfde woorden uitspreken.
En toch is het er, heel ver weg en heel vaag …


De schrijver van deze Psalm is David en hij heeft dit geschreven toen Saul een aantal mannen bevolen had zijn huis te bewaken en hem ’s morgens te doden. (1 Sam. 19:11)

David, een herdersjongen.
David, die vocht met leeuwen en beren om een lam en/of zichzelf te redden.
De jongste van acht zonen uit het gezin van Isaï, maar wiens oprechte hart door God was gezien.
Die door Samuël tot koning werd gezalfd, terwijl Saul nog koning was.
Die, zo jong en klein als hij was, vocht met de reus Goliath, terwijl geen enkele soldaat aan het front een wapen op durfde te nemen.
Wiens muziek koning Saul tot rust bracht, maar die tegelijk ook zijn grootste bedreiging vormde.
Die door Saul keer op keer met de dood werd bedreigt, maar nooit met gelijke munt terugbetaalde, terwijl hij meer dan eens de kans had om  hem te doden.
David, vergeten door zijn vader, maar gezien door God.
Vervolgd en naar het leven gestaan door Saul, maar verzekerd van een toekomst als koning door Gods plan voor hem.

God, die hij zo lief had.
Wiens Naam hij keer op keer bezong.
Wiens geboden hij in acht nam.
In Wiens kracht hij voortging.
‘God, ik reken op Uw kracht!’

God, bij wie hij keer op keer zijn toevlucht zocht als hij in nood was.
God, Die zijn burcht was, zijn schuilplaats, zijn rots.
Wiens vriendschap hem boven alles ging.
In Wiens liefde hij zich koesterde.
Bij Wie hij zich veilig wist.
Bij Wie hij zijn rust vond.
Tegen Wie hij alles durfde zeggen.

‘God, ik reken op Uw kracht; mijn sterkte, op U blijf ik wachten!
 God, U bent mijn vaste burcht!’


Elk vaag gevoel van jaloezie dat er ook maar was, is verdwenen, en heeft plaats gemaakt voor gevoelens van diepe rust en vrede, van liefde, van verbondenheid, van blijdschap.
Och, David was immers ook niet altijd even sterk.
Hoeveel zwakke momenten kende zijn leven wel niet.
En toch,  …
… en toch noemde God hem een man naar zijn hart.
… en toch zei hij: ‘God, ik reken op Uw  kracht, want U bent voor mij een burcht.’
Het geheimenis van David’s relatie met God ligt verborgen in het feit dat David als hij gezondigd had altijd openstond voor correctie, berouw had, tot inkeer kwam en zich afkeerde van zijn verkeerde wegen.
Hij had God lief boven alles en wilde Zijn wegen bewandelen.
En God?
God zag en kende zijn hart …


‘God, ik reken op Uw kracht, want U bent voor mij een burcht.’


‘Toen scheurde het tempelgordijn middendoor en Jezus riep uit: ‘Vader, in Uw handen leg Ik Mijn geest.’ Toen Hij dat gezegd had, stierf Hij.’
Lucas 23:45,46

‘Waarom zoekt u Hem die leeft bij de doden?’ vroegen de twee mannen. ‘Hier is Hij niet; Hij is door God opgewekt.’
Lucas 24:5,6

‘… en hoe allesovertreffend Zijn macht is in ons die geloven. Die macht is dezelfde sterke kracht die Hij ontplooid heeft in Christus: Hem heeft Hij opgewekt uit de dood en …’
Efeziërs 1:19,20

In de tijd dat ik bezig ben met deze tekst, erover nadenk, schrijf, en herschrijf omdat wat ik van binnen voel en ervaar niet altijd gelijk in de juiste woorden te pakken is, verbaas ik mij steeds meer over mijn eigen ‘domheid’.
Ik weet even niet hoe ik het anders zou moeten zeggen.
Het zijn ook niet echt de juiste woorden; eigenlijk moet ik zeggen dat met het bezig zijn met dit woord, mij meer en meer een gevoel bekruipt, dat een mengeling is van spijt, schaamte, frustratie en onmacht.
Want, waarom, waarom, leef ik zo weinig vanuit die kracht die in mij is?
Waarom laat ik me zo vaak beheersen door wat ik voel of wat ik denk, door wat er gebeurt, door …
Waarom vergeet ik zo vaak dat ‘Hij die in mij is, machtiger is, dan hij die de wereld bezielt?’
(1 Joh. 4:4b)
Eigenlijk, eigenlijk …
Eigenlijk zou ik iedere dag ‘ongeveer’ moeten leven als David toen hij de strijd aanging met de reus Goliath.
David trad hem tegemoet met de woorden: ‘Maar ik kom op u af vertrouwend op de almachtige Heer, de God van de slagorden van Israël.’  (1 Sam. 17:45)

Proef je ook de allesovertreffende kracht die in deze woorden doorklinkt?
Voel je ook de kracht en sterkte in David op dat moment?

Het zijn deze woorden ‘…, maar ik kom op u af vertrouwend op de almachtige Heer, de God van …’ die mij (opnieuw) doen beseffen, dat dat hetgeen is wat ik zo makkelijk vergeet.
Ik vergeet door … (wat voor reden of gevoel of gedachte dan ook) vaak in Wiens kracht ik dit leven zou kunnen (moeten?) leven.
Als ik deze woorden diep in mijn hart proef, besef ik opnieuw dat ik veel krachtiger kan leven, dan dat ik nu vaak doe.
O, ja, de zorgen, problemen, moeiten, pijn verdriet, …  het kan allemaal zo overweldigend zijn.
Of  de vermoeidheid, of, …   ach, we kunnen denk ik allemaal wel duizend en één reden aandragen waardoor ons leven krachtelozer is dan dus eigenlijk nodig is.


‘Ik reken op Uw kracht …’

Op dit cruciale moment in zijn leven, het moment waarop hij met recht voor zijn leven vreest, ziet hij op naar God en spreekt David deze woorden.
‘Ik reken op Uw kracht, want U bent voor mij een burcht!’
Ik reken op U, God!
Ik reken erop, dat U voor mij zorgt, over mij waakt, mij beschermt!
Ik geloof!
Ik vertrouw!
Ik weet het zeker!

Ik sluit voor een moment mijn ogen en laat alles nogmaals door mijn gedachten gaan.
Ik reken op Uw kracht …
U bent voor mij een burcht …
‘… maar ik kom op u af vertrouwend op de almachtige Heer, de God van …’

Ik reken op Uw kracht …
‘Hij, die in mij is, is machtiger dan hij die de wereld bezielt!’

Ik reken op Uw kracht …
‘… en hoe allesovertreffend Zijn macht is in ons die geloven. Die macht is dezelfde sterke kracht die Hij ontplooid heeft in Christus: Hem heeft Hij opgewekt uit de dood en …’
Efeziërs 1:19,20


David, een man naar Gods hart.
David, die kon rekenen op Gods kracht, op Zijn bescherming, om de relatie die hij had met God.
En ik?
Ik ben Zijn kind.
Hoeveel te meer zal ik niet kunnen rekenen op Zijn kracht, op Zijn bescherming!


Lieve Vader in de hemel, …
Dank U wel, dat ik U zo mag noemen.
Dank U wel, Heer Jezus, dat U dit mogelijk hebt gemaakt.
Dank U wel, voor alles wat U mij hiermee hebt gegeven.
Dank U wel, voor dit ongekend grote genadegeschenk.
Ik belijd U, Vader, dat ik zo vaak vergeet wat U mij heeft gegeven en geeft, en dat ik daardoor vaak zo krachteloos leef.
Ik belijd U, dat ik me zo makkelijk laat leiden door wat ik voel, denk of zie, in plaats vanuit Uw kracht.
U leeft in mij, Uw Geest is in mij, Uw opstandingskracht is in mij, en toch …
Dank U, Vader, voor Uw vergeving telkens weer, voor Uw genade, Uw liefde, Uw geduld.
Dank U, dat ik mag weten dat U het goede werk dat U in mij begonnen bent, af zal maken.
Ik bid U, Vader, laat toch de woorden van David in mijn hart staan en me iedere dag vergezellen.
Laat het toch zo mogen worden, dat met dat mijn voet ’s morgens de grond raakt, deze woorden mijn leidraad zullen zijn voor de dag die voor me ligt: ‘Maar ik ga deze dag tegemoet vertrouwend op de almachtige Heer en God; op Jezus, mijn Redder en Heer, die mij in alles is voorgegaan en op de kracht van de Heilige Geest die in mij is.’
Leer mij, Vader, leer mij, opdat mijn leven steeds meer zal zijn tot eer en glorie van U en tot zegen voor mijn naaste.

In Jezus’ Naam.

- Amen -


Als ik verder wil gaan met het schrijven van een gedicht, ervaar ik  dat er allerlei woorden en gedachten van binnen aanwezig zijn, maar er (nog) niet uitkomen.
In plaats daarvan word ik getrokken naar een gedicht dat ik eerder heb geschreven: ‘Opstandingskracht’.


Opstandingskracht

Heer Jezus,
met Uw opstanding uit de dood
werd zichtbaar,
de overweldigende grootheid
van Gods macht.
Zonde en dood waren overwonnen,
Uw Licht scheen en toonde ons
Gods allesovertreffende kracht.
       

Heer, ik weet,
ook in mij
is Uw opstandingskracht;
elke dag mag ik leven
vanuit deze kracht
die in mij werkt
en getuigt van Gods macht.

Maar ik weet ook, Heer,
dat ik meestal
handel en wandel
vanuit eigen kracht.
En dat, als ik bijna
niet meer verder kan, besef,
o ja, er is een God
die op mij wacht.
Dan bid ik om Uw hulp,
Uw sterkte en Uw kracht,
en vraag ik U om vergeving
omdat ik weer niet eerder
aan U had gedacht.


O Heer,
ik verlang zo
naar een ander leven.
Een leven vanuit de Kracht
die U mij heeft gegeven.
Een leven met meer van U
en minder van mij,
een leven waarbij U
tot de hoogste plaats
bent verheven.

Ik weet, Heer,
om vanuit deze kracht
te kunnen leven,
moet mijn leven
meer en meer
met U zijn verweven.
Leer mij, Heer, om U
in alles te volgen.
Mijzelf geheel,
met heel mijn hart en ziel,
met al mijn kracht,
aan U te geven.        

Ik leg mijn leven zo
voor U neer;
dat niet meer ik,
maar U leeft in mij.
Door Uw Kracht
ben ik meer dan overwinnaar.
Het nieuwe is gekomen,
het oude is voorbij.


Gods rijke zegen voor de komende week
en een liefdevolle groet,
Rita



1 opmerking: